Gedaan met laden. U bevindt zich op: Elektrische warmtepomp: invoergegevens EPB-software (voor bouwaanvragen t.e.m. 24-11-2016) Elektrische warmtepomp: invoergegevens EPB-software (huidig)

Elektrische warmtepomp: invoergegevens EPB-software (voor bouwaanvragen t.e.m. 24-11-2016)

Geldig voor bouwaanvragen t.e.m. 24.11.2016 Bekijk tijdslijn

Op deze pagina vindt u meer uitleg bij de nodige invoergegevens in de EPB-software.

Warmtepomp met elektrische bijverwarming

Voor warmtepompen die standaard voorzien zijn van een elektrische weerstand voor bijverwarming, moet u deze weerstand invoeren als niet-preferente opwekker. Ook al is hij softwarematig geblokkeerd, hardwarematig afgekoppeld of zelfs volledig verwijderd.

Alleen als de weerstand een product-optie is voor het betreffende toestel en er kan gestaafd worden dat deze optie niet voorzien is in het toestel op het moment van de aangifte, moet deze weerstand niet ingerekend worden.

Als de elektrische weerstand een product-optie is en aanwezig is (hetzij in werking, hetzij in geblokkeerde of afgekoppelde toestand) op het moment van de EPB-aangifte, moet deze wel ingerekend worden. Ook als niet kan gestaafd worden of deze productoptie wel of niet werd genomen, rekent u de weerstand in. Meer informatie vindt u bij ‘Stavingsstukken’.

Warmtepomp met verwarmingslint

Warmtepompen met lucht als warmtebron zijn soms voorzien van een elektrisch element in de buitengroep (verwarmingslint) om de verdamper te ontdooien bij lage buitentemperaturen.
U rekent dat elektrisch element niet in als niet-preferente warmteopwekker. De invloed ervan wordt immers al meegerekend in de COPtest bepaald volgens de norm EN 14511.

Reversibele warmtepompen

Er kunnen zich verschillende situaties voordoen:

  • Voor warmtepomptypes die standaard reversibel zijn en dus in koelmodus kunnen werken, moet u – onafhankelijk van de rest van de installatie – aangeven dat er ‘actieve koeling’ is.
  • Voor een warmtepomp die reversibel is, maar waar de koelmodus softwarematig of hardwarematig onmogelijk werd gemaakt, moet u ‘actieve koeling’ ingeven. Deze actie kan immers eenvoudig omkeerbaar zijn.
  • Wanneer het reversibel zijn van de warmtepomp een productoptie is en deze optie niet werd voorzien in de warmtepomp, moet u geen actieve koeling ingeven.
  • Wanneer de warmtepomp reversibel is maar een standaard productoptie werd aangekocht voor deze functie te blokkeren, moet u geen actieve koeling ingeven.
  • Als de warmtepomp niet reversibel is en er geen andere koudeleveranciers aanwezig zijn, geeft u aan dat er ‘geen actieve koeling’ is.

Voor warmtepompen waarbij de productoptie ‘reversibel’ niet werd aangekocht maar er overwogen wordt om later toch deze optie aan te kopen wordt toch uitgegaan van actieve koeling. Indien er geen actieve koeling wordt ingerekend en achteraf deze optie toch wordt geplaatst is dit immers in strijd met het Energiedecreet dat stelt dat u de in de EPB-aangifte vermelde installaties of constructies alleen mag wijzigen of vervangen voor zover die wijzigingen of vervangingen elk op zich minstens de prestaties leveren die in de EPB-aangifte vermeld werden.

Bij warmtepompen die buitenlucht als warmtebron gebruiken, kan er in de winter ijs vormen in de buitenunit waardoor de warmte uit de buitenlucht niet meer voldoende kan opgenomen worden. Om deze reden is dit type warmtepomp vaak omkeerbaar om in de winter het gevormde ijs te kunnen ontdooien. Wanneer een warmtepomp met lucht als warmtebron omkeerbaar is alleen om een ontdooicyclus te laten lopen in de winter, moet u die niet als actieve koeling ingeven.

Hierbij mag het niet mogelijk zijn voor de gebruiker om de ontdooicyclus manueel aan te schakelen en zo toch de woning te koelen in de zomer.

Hulpenergie

Als de warmtepomp aangesloten is op een afgiftesysteem op water, zijn er een of meerdere pompen nodig om het water rond te stuwen. Deze pompen moet u inrekenen als . De volgende pompen rekent u niet in:

  • Een pomp op het circuit naar de verdamper (bij warmtepompen met bodem, grondwater of oppervlaktewater als warmtebron). Deze wordt al meegerekend bij het bepalen van de .
  • Voor warmtepompen met directe condensatie is er geen intermediair transportmedium en bijgevolg is er dus ook geen hulpenergie nodig voor de warmteafgifte. Een validatieregel in de EPB-software verplicht u momenteel wel om toch een circulatiepomp te rapporteren die in werkelijkheid niet voorkomt.

Het hulpenergieverbruik voor ventilatoren die geïntegreerd zijn in de warmtepomp moet vaak niet ingerekend worden omdat dit al wordt meegenomen in de COPtest:

  • Voor een EPW-project moet u de hulpenergie voor ventilatoren van binnen- en buitenunits van splits, multi-splits en warmtepompen niet ingeven, tenzij de binnenunits aangesloten zijn aan luchtkanalen. In dit laatste geval moet u het ventilatorverbruik ingeven.
  • Voor een EPN-project moet u de hulpenergie voor ventilatoren van binnenunits van splits, multi-splits en warmtepompen enkel ingeven als er verse lucht rechtstreeks wordt toegevoerd via deze units.

Ontwerpvertrek- en ontwerpretourtemperatuur

Meer informatie over de ontwerpvertrek- en ontwerpretourtemperatuur vindt u bij ‘Afgifte’.

Pomp op het circuit naar de verdamper

Als de warmtebron van de warmtepomp bodem (zonder directe verdamping) of water is, wordt steeds verondersteld dat er een pomp aanwezig is voor warmtetoevoer naar de verdamper. Het effect van deze pomp wordt meegenomen in de bepaling van het opwekkingsrendement.

Als het vermogen van deze pomp gekend is, kunt u dit ingeven in dit blok. U hoeft dit vermogen niet meer in te geven in het tabblad ‘Hulpenergie’. Als er meerdere pompen zijn, geeft u de som van de vermogens in. Het elektrisch vermogen is het maximaal elektrisch vermogen dat de elektromotor (of de elektromotor-pomp-combinatie) bij continu bedrijf kan opnemen, met inbegrip van alle voorschakelapparatuur. Het elektrisch vermogen wordt dus gemeten ter hoogte van de netvoeding.

Als u dit vermogen ingeeft, moet u ook het elektrisch vermogen van de warmtepomp ingeven. Dit is het elektrisch vermogen bij de condities waarbij de COPtest of SCOPON werd bepaald.

Luchtdebiet voor warmtepompen op ventilatielucht

Voor warmtepompen op ventilatielucht kan het ontwerpdebiet(open definitie) afwijken van het opgelegde debiet tijdens de test waarbij de prestatie van het toestel werd bepaald. Dit verschil heeft een effect op het opwekkingsrendement.

Enkel bij volgende types warmtepompen kan het ontwerptoevoerdebiet (in m³/h) worden ingevuld:

  • een warmtepomp met afgevoerde ventilatielucht als enige warmtebron en toegevoerde ventilatielucht als enig warmteafgiftemedium
  • een warmtepomp met de combinatie van afgevoerde ventilatielucht en buitenlucht als warmtebron en toegevoerde ventilatielucht als enig warmteafgiftemedium

Als u de ontwerpdebieten ingeeft, moet u ook de volgende zaken invoeren:

  • het luchtdebiet doorheen de installatie tijdens de COPtest of SCOPON meting
  • het maximaal luchtdebiet doorheen de installatie, zoals opgegeven door de fabrikant

Testgegevens bepaald voor de geplaatste combinatie

Klassieke lucht-luchtwarmtepompen bestaan uit een combinatie van één of meerdere binnenunit(s) en één buitenunit. Een buitenunit kan gecombineerd worden met meerdere types binnenunits (bv. een plafondmodel, muurmodel, cassette,...), afhankelijk van de noden of de specifieke toepassing. Soms zijn alle binnenunits bij een toestel van het zelfde type, soms niet.

Door het groot aantal mogelijke combinaties aan binnen- en buitenunits, zal een fabrikant meestal over de testgegevens beschikken van de prestatie van een toestel voor één combinatie van een type buitenunit met een type binnenunit. Wanneer de testgegevens bepaald werden voor een andere combinaie aan binnen- en buitenunits dan de geplaatste combinatie aan units, is de gemeten prestatie (mogelijk) niet representatief voor het geplaatste toestel.

Voor lucht-luchtwarmtepompen verschijnt om deze reden in de EPB-software de vraag ‘of de testgegevens bepaald werden voor de geplaatste combinatie’. Indien u hier ‘nee’ op antwoordt, is er geen verdere invoer nodig en rekent de software met een waarde bij ontstentenis voor het opwekkingsrendement.

De software stelt deze vraag pas voor projecten aangevraagd vanaf 2024. Voor oudere projecten vinkt u zelf aan dat de waarde bij ontstentenis voor het opwekkingsrendement moet gebruikt worden, indien u niet beschikt over de testgegevens voor de geplaatste combinatie. Voor toestellen die onder Ecodesign vallen, kan u een betere waarde bij ontstentenis toepassen.